Mol


abstract

ik wil schrijven als een schilder
lagen leggen in een landschap
het paletmes proper maken
als de woorden zijn vertolkt
 
ik wil in bedekte termen
grijs en zwart in paden tonen
tussen complementaire kleuren
toch het leven nuanceren
 
ik wil met geschrapte zinnen
mijn oude dorp daar in de verte
penselen met doorleefde verve
de verve van een dichter
 














rondeel verloren seizoen Jeugdfoto andere namen tante
bestemming vergankelijk vroeger erger nog Vincent (Auvers–sur–Oise)
pendelaar zwerverskind karmijnrood Consult lenterondeel
zonder perspectief losser hoop pop–akker vierentwintig augustus
Aan de grote stroom tijdverdrijf herschapen grondlaag haiku's

Vloeiend Afgeweken (november 2016)
rondeel
zo duidelijk kan een boodschap zijn
allang vertaald in alle talen
geen ruzie over mijn en dijn
zo duidelijk kan een boodschap zijn
 
die van wat water bij de wijn
dat geld geen vrede kan betalen
zo duidelijk kan een boodschap zijn
allang vertaald in alle talen
 
 
verloren seizoen
velden nu vaag in verten
verholen zaad lichtschuw
in onderaardse rust
 
raaf noch meeuw
vleugelt contrast
in het grijs dat
deze dag beziet
 
het duister doet
de dag teniet
vorst schrijft in
vreemde taal
met bijna lege pen
 
ik lees mijn weemoed
op de ruiten
 
Jeugdfoto
Toen blikte ik niet terug in tijden
maar keek ook nimmer voorwaarts.
De onschuld van het pasgeboren
was dichterbij dan de schuld door jaren.
Zie mij daar staan, in 't zwartgelakte schattige
schoeisel, met lintjes in mijn haren.
 
Verzwegen kleuren, sepia, toch zie 'k het roze van
het rokje, de roesjes die mijn moeder streek
alsof ze mij gelijkertijd onkreukbaar wilde maken.
Hetzelfde doel had vaders preek
die ik allengs heb losgelaten.
 
Kreukels uit een gedachtegoed zijn moeilijk glad te krijgen.
Het zijn de valse vouwen die het langst zichtbaar blijven.
 
andere namen
de tijd is voorbij geschreden
en even keurig in het gelid
verdwenen afgeleefde dromen
in te laat
 
kinderen dragen andere namen
niets brengt heden naar verleden
 
nu late vorst de knoppen schaadt
 
 
tante
ik zag haar terug na vele jaren
jaren vervuld met aardse zaken
zaken als uit het oog verliezen
 
ze was nog even fier als vroeger
het taalgebruik nog steeds beschaafd
haar ogen warm geïnteresseerd
 
en wie bent u dan vroeg ze mij
ik ben de dochter van uw broer
vertelde haar mijn vaders naam
 
o ja die ken ik zei ze blij
ze zag hem blijkbaar even voor zich
maar even snel was het beeld aan flarden
 
mijn vader is al lang niet meer
zij is de laatste telg van zeven
en wie bent u dan vraagt ze weer
 
en nog een keer... en nog een keer...
 
bestemming
ze zoekt in haar gedachtegoed
de weggeslagen brug
tussen weten en vergeten
 
balancerend op het slappe koord
slingert ze boven toen en nu
 
hoe lang zal het nog duren
tot ze veilig in haar toen vertoeft
 
het nu voor altijd achterlaat
 
vergankelijk
hier in dit volkomen rustig
het bijna overbodig zijn
is er niets meer dat nog hindert
leed smelt in verzachte pijn
 
de glazen stolp rondom de klok
is even kwetsbaar als de tijd
die toebedeeld aan mijn omhulsel
wijzert naar vergankelijkheid
 
vroeger
Na tevergeefs waakzaam rond
noen door slaapgebrek getroffen
ontsluimert mijn bezwaard gemoed
 
vroeger huichelt zorgeloos toe
ik wil weer kind zijn bij mijn ouders
terug ouder zijn voor onze kinderen
 
ik zoek mijn pad tussen de jaren
ben bijna even jong als oud
maar tijd werd op mijn lijf geschreven
 
vroeger huichelt zorgeloos toe
in dit nostalgisch uur
 
erger nog
aangeslagen zilver toont
op licht vergeeld damast
nog steeds een zekere klasse
kristal waast door facetten
naar het verleden
 
discussies ooit hoog opgelaaid
liggen stoffig alledaags
in de open haard
 
onder mijn zolen kraakt het hout
duidelijk zelfgenoegzaam
zich niet bewust van nieuwe tijden
met versgeperste meubels
of geprinte decoratie
 
Vincent (Auvers–sur–Oise)
Hier waar de steenrode daken de idyllische
eenvoud van het dorp kleuren, zwoegende
vrouwen met gestreepte schorten
in het reliëf van het landschap opgaan,
 
hier zal hij uiteindelijk sterven.
 
Als hij met violet de weidse akkers
completeert, het landschap naar zijn
eigen beeld geschapen heeft,
heeft hij alles van zichzelf gegeven.
 
Kraaien vlekken op kobaltblauw,
de hemel trekt dicht.
 
 
pendelaar
landschap raast aan het oog voorbij
totdat aaneen geplakte huizen
een stedelijk karakter tonen
 
ik blik in diepe achtertuinen
waar was zich blootgeeft aan de lijnen
te kort om onbeschaamd te zijn
 
een moegewerkte oude man
voert zinloos een discussie
met onbeschofte jeugd
het perron brengt verlossing
 
weer komen velden traag op gang
ik ontspoor in monotoon gedommel
totdat aaneen geplakte huizen
rommel in kleine achtertuinen
de grote stad inleiden
 
ik klap mijn laptop dicht
 
zwerverskind
hier loopt ze al ging ze bijna teloor
de bedding bruusk overwoekerend
als nazaat van gangbare routes
krijgt niemand het beter verwoord
 
wellicht ontkiemd uit de zaden
die reisden in kieren van oude wagons
passanten beglurend op verre perrons
van stations die ze dagelijks betraden
 
ik lees haar markante verhalen
tijd en talud overbruggend
onheugelijk kroniek van arbeid en
't ijzeren paard dat zuchtend
 
een wolk door het landschap streepte
toen ook al met reizigers dweepte
 
(oude spoorlijn)
 
 
 
karmijnrood
mist verzwijgt het kale landschap
de ochtend roert zijn vleugels niet
ik zie lente aarzelen in haar knoppen
 
winter twijfelt met haar mee want
het dak van golfplaat op de schuur
draagt pegels van kristallen dooi
 
al huiverend zie ik het aan
het karmijnrood van mijn kamerjas
weerspiegelt in het dubbel glas
 
Consult
Hij moet ongeveer de leeftijd van mijn zonen hebben.
Vreemd, vroeger leken dokters ouder te zijn.
 
Matuur en met veel Latijn legt hij het defect in
mijn lichaam uit. Gewoon slijtage, begrijp ik al snel.
 
We spreken opnieuw een datum af. De dag dat
mijn leven in zijn handen komt te liggen.
 
Maar ik vertrouw hem.
"Het is nog een snotneus", zou mijn vader zeggen.
 
lenterondeel
Mijn gulzig groen zoekt blauwe luchten
waar ruimte wacht en vroege dauw
't vaste standpunt doet hen zuchten
mijn gulzig groen zoekt blauwe luchten
 
ik heb wortels kan niet vluchten
mijn vaste bodem dwingt tot trouw
mijn gulzig groen zoekt blauwe luchten
waar ruimte wacht en vroege dauw
 
 
zonder perspectief
soms sta ik dichter bij de tijd
dan ik bij jou mag staan
ik grijp de dagen naar de keel
geen uur hoeft nodeloos te wachten
 
maar jij altijd als gisteren
lijkt gevangen tussen licht
en sluitertijd ingekaderd als
herinnering voor je echt voorbij bent
 
misschien wel tot in lengte van dagen
 
losser
zo vaak liep je ongevraagd naast me
als een geur die zich opdrong
een wijn die bouquet krijgt in glazen
 
maar na heel veel langer dan liefde van jou
versnel ik mijn pas zonder haasten
ver weg op mijn pad kom ik jou ooit niet tegen
 
ook niet in verdronken verdriet
 
hoop
Ik heb met witte inkt op zwart
papier geschreven wellicht om mijn
zwartgalligheid te onderstrepen
 
maar ik ben vloeiend afgeweken
door toch een lichte sprankel
die zich in kristallijnen woorden
toetste aan mijn luchtkastelen
 
ik ben welwillend het te delen
het staat met witte inkt
op zwart papier beschreven
 
pop–akker
met de hemel als klankbord
raasbollen oorverdovende
bassen over vlakke velden
 
hormonen puberen lustig lastig
de zon schijnt juist dat streepje
bloot te veel te bruinen
 
wie zal het deren en evenmin
lauw bier uit plastic bekers
 
het rauwe lied van de idolen
schalt ver buiten de weides
tot de laatste bis is weggeëbd
 
de nacht is lang de nacht is kort
in kleine tentjes dicht opeen
wordt geluk iets primitiefs
 
geur van drassig gras nostalgie
 
 
vierentwintig augustus
hier in dit heerlijk uur raak ik
verzot op dat wat groen
en speels mijn lijf verhit
de douche zal koud zijn straks
mijn handdoek ruw
 
maar eerst broei ik
de avond door tot laat
me wijzer maakt
 
Aan de grote stroom
Om deze eeuwenoude stad
heeft menig bataljon gestreden,
veel vorsten lieten sporen na.
 
Door het weidse zicht vanaf de kade
zijn de terrassen onweerstaanbaar,
noden tot luieren en laven.
 
Hier zie je schepen op- en afgaan,
moeizaam klimmend naar het gebergte,
gezwind stroomafwaarts richting zee.
 
Het kan me uren fascineren,
het volgen van dit nijvere volkje
dat deze machtige rivier bedwingt,
 
nog steeds in het kielzog der Bataven.
 
tijdverdrijf
ik weet niet wie er naast jou zit
je stemmig in de waan laat
jij kent mijn theorieën niet
mijn visie op het complot
 
we legen kannen koffie
rollen dromen in wit vloeipapier
hopend dat buiten deze muren
het geluk nog wat wachten wil
 
tot dan spelen we samen
op een verkaveld schaakbord
 
 
herschapen
met uitgetelde ringen
gingen tijd en geest verloren
wortels zullen rottend
verdwijnen in seizoenen
 
gekliefd
gegriefde jaren
krullen krimpen zwellen
in hun laatste stuiptrekking
 
maar kijk
hier vormt een mens een beeld
schuurt uren op het knoestig rond
 
tot het fluweelzacht als een vrouw
de ogen van zijn schepper streelt
zelfs als het tegendraads zou zijn
 
(voor een tentoonstelling van houtsnijders)
 
 
 
grondlaag
ik ken ze niet de kinderen
achter de jaloezieën
hun klaterende lach baant
zich een weg naar buiten
 
heel even waan ik mij
tussen vertrouwde muren
heelt zoete geur van koekjes
grote en kleine pijntjes
 
de wetten in dit huis
zijn al zo lang herschreven
geen kruis boven de deuren
hangt aan dezelfde spijker
 
toch draagt het oude tuinhek
de kleur van vaders strakke hand
het heeft dezelfde grondlaag nog
als die van mijn verschoten jeugd
 
 
haiku's
de zomer bolt uit
rotte appels vallen af
nooit zijn het mensen
 
 
 
dravende paarden
op weides afgebakend
met vrijheidsgevoel
 
 
 
het blad sterft kleurrijk
nu de dromen zijn geoogst
geestrijk gebotteld
 
 
 
Naar boven

Alle teksten © 1999-2021 Jacqueline Booij
Alle rechten voorbehouden, niets van deze website mag overgenomen worden zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Jacqueline Booij.
Website © 2021 S. Girard
Bundels niet te koop. Voor eigen gebruik gemaakt, zonder winstoogmerk!


Bundels © Yoob Prulductions